Bananenplant Verzorgen, Verpotten en Stekken
Alles wat je moet weten om je bananenplant (Musa) te laten floreren. Een praktische handleiding voor een gezonde plant, van wortel tot blad.
Alles wat je moet weten om je bananenplant (Musa) te laten floreren. Een praktische handleiding voor een gezonde plant, van wortel tot blad.
De bananenplant, of Musa, is een populaire kamerplant bekend om zijn grote, tropische bladeren en snelle groei. De plant vindt zijn oorsprong in Zuidoost-Azië. Hoewel de plant de uitstraling van een boom heeft, is de stam feitelijk opgebouwd uit strak opgerolde bladeren.
Een bananenplant heeft een lichte standplaats nodig met minimaal vijf uur direct zonlicht per dag, wat een plek voor een raam op het zuiden ideaal maakt. Wanneer u de plant net heeft, laat deze dan geleidelijk wennen aan direct zonlicht om bladverbranding te voorkomen. Plaats de plant eerst verder van het raam en schuif deze in de loop van enkele weken dichterbij.
Een tekort aan licht zal de groei van de plant vertragen en kan resulteren in slappe bladeren. Te veel direct zonlicht, met name de felle middagzon in de zomer, kan de bladeren verschroeien en bruine vlekken veroorzaken.
De Musa heeft veel water nodig, vooral tijdens het groeiseizoen in de lente en zomer. De grond moet constant licht vochtig blijven, maar niet doordrenkt zijn. Controleer de vochtigheid door een vinger in de grond te steken; als de bovenste laag droog aanvoelt, is het tijd om water te geven.
Overbewatering leidt tot een gebrek aan zuurstof bij de wortels en kan wortelrot veroorzaken, wat te herkennen is aan rotte plekken onderaan de stam. Te weinig water laat de bladeren hangen. De plant kan overtollig water uitscheiden via de bladpunten, een proces genaamd guttatie, wat een normaal verschijnsel is.
Een bananenplant heeft voedselrijke en goed doorlatende potgrond nodig. Een luchtige structuur is belangrijk, zodat overtollig water kan weglopen en de wortels voldoende zuurstof krijgen.
Een mengsel op basis van kokos is een goede optie, omdat dit vocht vasthoudt zonder te compact te worden. Het toevoegen van componenten zoals perliet of hydrokorrels kan de drainage verder verbeteren en helpen wortelrot te voorkomen.
Als tropische plant houdt de Musa van warmte en een hoge luchtvochtigheid. De ideale omgevingstemperatuur ligt tussen 18 en 24 graden Celsius. Bescherm de plant tegen temperaturen onder 10-14°C, omdat dit de groei kan belemmeren.
Verhoog de luchtvochtigheid door de plant regelmatig te besproeien, wat ook stof van de bladeren verwijdert. Andere methoden zijn het plaatsen van de pot op een schaal met water en kiezels of het gebruiken van een luchtbevochtiger. Planten bij elkaar plaatsen draagt ook bij aan een vochtiger microklimaat.
Door zijn snelle groei heeft de bananenplant veel voedingsstoffen nodig. Bemest de plant tijdens het groeiseizoen, van lente tot en met de zomer, met een universele vloeibare meststof voor kamerplanten. De frequentie is afhankelijk van het product, maar is vaak wekelijks.
In de herfst en winter gaat de plant in een rustperiode en is voeding niet nodig. Volg altijd de dosering op de verpakking en geef nooit te veel, omdat dit de wortels kan beschadigen.
Verpot de bananenplant jaarlijks, bij voorkeur in de lente, omdat beschadigde wortels dan het snelst herstellen. Een teken dat de plant een nieuwe pot nodig heeft, is wanneer de wortels uit de drainagegaten groeien of de groei stagneert.
Kies een pot die ongeveer 20% groter is dan de huidige, dit geeft de wortels voldoende ruimte om te groeien. Haal de plant voorzichtig uit de oude pot en inspecteer de wortelkluit. Plaats de plant in de nieuwe pot, vul de zijkanten aan met verse, voedselrijke potgrond en druk deze licht aan. Geef na het verpotten water om de wortels te helpen zich te vestigen.
De bananenplant wordt vermeerderd via jonge scheuten, of ‘pups’, die aan de basis van de moederplant groeien. Wacht met stekken tot een pup ongeveer 15 tot 20 centimeter hoog is en al enkele eigen bladeren heeft ontwikkeld.
Haal de plant uit de pot om de wortels bloot te leggen. Snijd de pup met een schoon, scherp mes zo dicht mogelijk bij de moederplant los, en probeer een deel van de wortels aan de stek te behouden. Plaats de stek direct in een eigen pot met vochtige potgrond. Een plastic zak over de pot helpt de luchtvochtigheid hoog te houden en stimuleert de beworteling.
De stek kan in het begin slap hangen, maar herstelt zich met constant vochtige grond. Het is normaal dat de onderste bladeren afsterven; deze kunnen worden weggeknipt. Zodra de jonge plant is gewend, zal er snel nieuwe groei verschijnen.
Bruine en droge bladranden wijzen vaak op een te lage luchtvochtigheid, wat vooral in de winter in verwarmde ruimtes voorkomt. Let op: het is een natuurlijk proces dat de onderste, oudste bladeren van de plant na verloop van tijd bruin worden en afsterven om plaats te maken voor nieuwe groei.
Gele bladeren kunnen verschillende oorzaken hebben. Vaak is het een teken van te veel water, wat leidt tot wortelrot. Het kan echter ook duiden op een tekort aan voedingsstoffen of te veel direct zonlicht.
De meest voorkomende plaag is spint, vooral bij droge lucht. Deze mijten zijn te herkennen aan fijne webben en kleine gele of bruine stipjes op de bladeren. Gescheurde bladeren zijn een natuurlijk kenmerk van de plant en geen teken van een probleem.